Tweede Kamerverkiezingen 1888

Tweede Kamerverkiezingen 1888
Datum 6 maart 1888
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 100
Opkomst 81,68%
Resultaat
Grootste partij Liberale Unie
Nieuwe kabinet Mackay
Vorige kabinet Heemskerk
Begin regeerperiode 21 april 1888
Tweede Kamerverkiezingen 1888
Opvolging verkiezingen
← 1887     1891 →
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De Tweede Kamerverkiezingen 1888 waren algemene Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 6 maart 1888.

Nederland was verdeeld in 84 kiesdistricten, waarin 100 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[1] Een kiezer bracht evenveel stemmen uit als er afgevaardigden in zijn kiesdistrict gekozen werden. Om gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2]

De verkiezingen werden gehouden voor alle 100 zetels als gevolg van de ontbinding van de Tweede Kamer op 27 maart 1888. In 1887 waren er verkiezingen geweest voor beide Kamers van de Staten-Generaal in verband met het aannemen van een wijziging van de Grondwet. Bij die wijziging was ook de regeling van het kiesrecht betrokken en was het aantal leden van de Tweede Kamer op 100 gebracht. Nadat de grondwetswijziging in 1887 in tweede lezing in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer was aangenomen, werd de Tweede Kamer wederom ontbonden om verkiezingen volgens de nieuwe regeling mogelijk te maken.

In 25 kiesdistricten[3] was een tweede verkiezingsronde benodigd tussen de twee hoogstgeplaatste (niet-direct gekozen) kandidaten uit de eerste ronde vanwege het niet-behalen van de absolute meerderheid. Deze tweede ronde vond plaats op 20 maart 1888.

Uitslag

Opkomst

1887 1888
# stemmen % # stemmen %
Kiesgerechtigden 134.987 292.339
Niet opgekomen 60.556 44,86[4] 53.554 18,32[4]
Opkomst 74.431 55,14[4] 238.785 81,68[4]

Verkiezingsuitslag

Partij/groepering[5] 1887 1888 +/−
zetels
Liberale Unie 47 45   −2
Anti-Revolutionaire Partij 20 27   +7
bahlmannianen 12 18   +6
schaepmannianen   7  8   +1
Sociaal-Democratische Bond   -  1   +1
conservatieven   -  1   +1
totaal 86 100 +14

Gekozen leden

Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1888-1891 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 66 leden herkozen[6], waarvan vier hun benoeming niet aanvaardden vanwege hun toetreding tot het na de verkiezingen gevormde kabinet-Mackay. Twaalf leden hadden aangegeven niet herkiesbaar te zijn, terwijl acht aftredende leden verslagen werden.

Onderstaand volgen enkele bijzonderheden:

  • in het kiesdistrict Amersfoort was in eerste instantie Titus van Asch van Wijck (ARP) gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Kampen[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Amersfoort op 27 maart 1888 een naverkiezing gehouden waarbij Æneas Mackay (ARP) gekozen werd. Mackay besloot echter zijn benoeming niet te aanvaarden vanwege zijn toetreding op 21 april 1888 tot het kabinet-Mackay. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Amersfoort wederom een naverkiezing gehouden waarbij Jan Schimmelpenninck van der Oye (ARP) gekozen werd[9];
  • in het kiesdistrict Bergum versloeg Okke Bosgra (50,4%, ARP) het aftredende lid Egbert Kielstra (45,1%, LU)[10];
  • in het kiesdistrict Breda was in eerste instantie Herman Schaepman (schaepmannianen) gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Wijk bij Duurstede[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Breda een naverkiezing gehouden waarbij Louis Michiels van Verduynen (bahlmannianen) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Druten was in eerste instantie Frederic Reekers (schaepmannianen) gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Haarlemmermeer[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Druten een naverkiezing gehouden waarbij Jacobus Travaglino (bahlmannianen) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Ede was in eerste instantie Levinus Keuchenius (ARP) gekozen. Hij besloot echter zijn benoeming niet te aanvaarden vanwege zijn toetreding tot het kabinet-Mackay. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Ede een naverkiezing gehouden waarbij Constant van Löben Sels (ARP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Gouda was in eerste instantie Karel Godin de Beaufort (ARP) gekozen. Hij besloot echter zijn benoeming niet te aanvaarden vanwege zijn toetreding tot het kabinet-Mackay. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Gouda een naverkiezing gehouden waarbij Otto van Wassenaer van Catwijck (ARP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Maastricht was in eerste instantie Gustave Ruijs van Beerenbroek (bahlmannianen) gekozen. Hij besloot echter zijn benoeming niet te aanvaarden vanwege zijn toetreding tot het kabinet-Mackay. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Maastricht een naverkiezing gehouden waarbij Jan Schreinemacher (bahlmannianen) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Middelburg versloeg Christiaan Lucasse (51,1%, ARP) het aftredende lid Arie Smit (48,8%, LU);
  • in het kiesdistrict Ommen was in eerste instantie Alexander van Dedem (ARP) gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Zwolle[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Ommen een naverkiezing gehouden waarbij Jan van Alphen (ARP) gekozen werd[11];
  • in het kiesdistrict Sneek versloeg Walle Oppedijk (63,0%, ARP) het aftredende lid Age Buma (35,5%, LU). Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Harlingen[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Sneek een naverkiezing gehouden waarbij Willem Gerard Brantsen van de Zijp (ARP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Steenwijk was in eerste instantie Ulrich Huber (ARP) gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Dokkum[8] waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Steenwijk een naverkiezing gehouden waarbij Gerard Beelaerts van Blokland (ARP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Zevenbergen versloeg Joannes van Nunen (60,3%, bahlmannianen) het aftredende lid Allard van der Borch van Verwolde (27,8%, ARP);
  • in het kiesdistrict Zutphen versloeg Derck Engelberts (53,7%, ARP) het aftredende lid Sebastiaan de Ranitz (45,9%, LU).

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 1 mei 1888 en eindigde op 14 september 1891. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[13]

Formatie

Zie Kabinet-Mackay voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Gezien de door de confessionele partijen behaalde meerderheid lag het voor de hand dat er een kabinet met een christelijke signatuur zou komen. Aan de rechterzijde was de ARP de grootste groepering. Haar voorman, Abraham Kuyper, had zich echter niet verkiesbaar gesteld. Dat gaf koning Willem III de gelegenheid een andere ARP-man, Æneas Mackay, tot formateur te benoemen. Het kabinet-Mackay trad aan op 21 april 1888; het bestond uit 4 anti-revolutionairen, 2 katholieken en 2 conservatieven.

Bronvermelding

Bronnen

  • Verkiezingen Tweede Kamer 1848-1918 op huygens.knaw.nl
  • Ron de Jong (1999). Van standspolitiek naar partijloyaliteit. Verkiezingen voor de Tweede Kamer 1848-1887. Verloren, Hilversum. ISBN 90-6550-069-3.
  • Ron de Jong, Henk van der Kolk, Gerrit Voerman (2011). Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Matrijs, Utrecht. ISBN 978 90 5345 437 4.

Noten

  1. 79 enkelvoudige kiesdistricten kozen één lid, in de kiesdistricten Groningen en Utrecht werden twee leden afgevaardigd, in het kiesdistrict 's-Gravenhage drie, in het kiesdistrict Rotterdam vijf en in het kiesdistrict Amsterdam negen.
  2. De districtskiesdrempel werd bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
  3. Alkmaar, Amsterdam, Bergen op Zoom, Beverwijk, Bodegraven, Breukelen, Den Helder, Doetinchem, Dordrecht, Elst, Franeker, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlemmermeer, Hontenisse, Katwijk, Loosduinen, Middelburg, Oostburg, Schiedam, Schoterland, Wijk bij Duurstede, Winschoten, Wolvega en Zuidhorn.
  4. a b c d % van het aantal kiesgerechtigden.
  5. In 1888 bestonden nog slechts enkele politieke partijen. Gekozen leden sloten zich gewoonlijk eerst na hun verkiezing aan bij een kamerfactie.
  6. 26 aftredende leden werden door de wijzigingen in de Kieswet herkozen in een ander kiesdistrict als zij in de vorige zittingsperiode vertegenwoordigd hadden.
  7. Van der Kaay en Levy waren beiden in de vorige zittingsperiode gekozen geweest in het - toen nog meervoudige - kiesdistrict Alkmaar.
  8. a b c d e f Het was volgens de vigerende wetgeving geoorloofd zich in meer dan één kiesdistrict kandidaat te stellen. Als iemand in meerdere districten gekozen werd, diende hij vervolgens aan te geven voor welk district hij in de Tweede Kamer zitting wilde nemen; in het andere district c.q. de andere districten werd dan een naverkiezing gehouden.
  9. Schimmelpenninck van der Oye was aftredend lid voor het kiesdistrict Utrecht, waar hij bij de verkiezingen van 6 maart 1888 verslagen was.
  10. Kielstra was aftredend lid voor het kiesdistrict Dokkum, waarvan het nieuw ingestelde kiesdistrict Bergum in 1888 een gedeeltelijke afsplitsing was.
  11. Van Alphen was aftredend lid voor het kiesdistrict Almelo. Bij de verkiezingen van 6 maart 1888 was hij verslagen in het kiesdistrict Enschede, dat een afsplitsing was van het kiesdistrict Almelo.
  12. Van Diggelen was aftredend lid voor het kiesdistrict Sneek, waarvan het nieuw ingestelde kiesdistrict Wolvega in 1888 een gedeeltelijke afsplitsing was.
  13. Voor de bepaling van het einde van deze zittingsperiode werd gerekend vanaf 1887.
Vlag van Nederland
· · Sjabloon bewerken
Algemeen:1848 · 1850 · 1853 · 1866 · 1868 · 1884 · 1886 · 1887 · 1888 · 1891 · 1894 · 1897 · 1901 · 1905 · 1909 · 1913 · 1917 · 1918 · 1922 · 1925 · 1929 · 1933 · 1937 · 1946 · 1948 · 1952 · 1956 · 1959 · 1963 · 1967 · 1971 · 1972 · 1977 · 1981 · 1982 · 1986 · 1989 · 1994 · 1998 · 2002 · 2003 · 2006 · 2010 · 2012 · 2017 · 2021 · 2023
Periodiek:1852 · 1854 · 1856 · 1858 · 1860 · 1862 · 1864 · 1866 · 1869 · 1871 · 1873 · 1875 · 1877 · 1879 · 1881 · 1883
Periodieke verkiezingen werden in de periode 1850-1888 gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals bij alle verkiezingen vanaf 1888.